IG Farben – Bunafabriek

In 1940 werd de toevoer van Afrikaans natuurrubber naar Duitsland geblokkeerd. Die grondstof was onontbeerlijk voor de oorlogsindustrie. Denk aan de banden en aandrijfriemen voor militaire voertuigen. Duitsland moest op dat vlak zelfvoorzienend worden.

Het chemieconcern IG Farben besloot daarom in 1941 een enorme rubberfabriek te bouwen bij het stadje Auschwitz, buiten het bereik van de Engelse bommenwerpers. Er was voldoende water voor het productieproces en niet ver daarvandaan vond men de grondstoffen voor kunstrubber, met operationele mijnen: steenkool, zout en kalk in de bodem. Bovendien lag Auschwitz aan een spoorlijn met vertakkingen naar de industrie in Opper-Silezië.
 
 

De bouw

Voor de aanvoer van bouwmateriaal werd het goederenstation Bahnhof West aangelegd met een 500 meter lang perron (de Judenrampe). Dat diende ook voor de ontvangst van slavenarbeiders die het fabriekscomplex moesten gaan bouwen. Voor hun behuizing werden de concentratiekampen Auschwitz I en Auschwitz II-Birkenau respectievelijk verbouwd en gebouwd. Om het ‘woon-werkverkeer’ in te korten liet IG Farben in 1942 het concentratiekamp Auschwitz III-Monowitz bouwen aan de zuidrand van het fabriekscomplex. Het daar gelegen dorpje Monowice werd ontruimd en afgebroken. In januari 1945 was het IG Farben-complex klaar. Ze werd niet meer door de nazi's in gebruik genomen. Aan de bouw werkten 35.000 Joodse gevangenen. Ruim 20.000 van hen bezweken.
 
 

IG Farben na de oorlog

Na de bevrijding bleven er ongeveer 2500 Poolse inwoners achter in Oświęcim, een ontvolkte stad met hypermoderne fabrieken. Om Zakłady Chemiczne, de nieuwe naam van het fabriekscomplex, te laten draaien waren 40.000 mensen nodig. Er volgde een omvangrijke Poolse migratie, met een enorme woningnood tot gevolg. Na de oorlog kreeg een groot deel van het kamp Auschwitz I daarom een woonbestemming. Ook de voormalige dwangarbeiderskampen werden als woningen gebruikt. In de jaren zestig werden flatwijken gebouwd en was de ergste woningnood voorbij.